Dit verhaal komt van de kinderpagina van HVC. Naar de kinderpagina >
Op de vlucht
‘We moeten gaan, nu!’ Rasil heeft zijn vader niet vaak in paniek gezien. Hij trekt Rasil hardhandig mee. ‘Maar de dieren,’ roept Rasil, ‘ze hebben nog geen eten gehad! Wanneer komen we terug?’ Vader geeft geen antwoord. Moeder heeft zijn zusje Hanaa in haar ene hand, haar andere arm heeft ze om oma heen geslagen. ‘Het regeringsgebouw in Mosul is nu ook in handen van de ISIS,’ zegt vader tegen moeder. Rasil weet niet wat het regeringsgebouw is. Maar ISIS kent hij wel. Zij hebben heel strenge regels. En je mag van hen niet in de God van de Bijbel geloven. In heel Mosul hangen nu hun zwarte vlaggen.
Het verhaal over de vlucht van Rasil hoor je op de CD 'Mijn hulp is van de Heere'. Nu gaat verhaal verder, jaren nadat Rasil is gevlucht.
Jaren later
‘Waarom ben je een koffer aan het pakken?’ vraagt Rasil aan Adel. Ze wonen al een aantal jaren in Duhok. Met veel andere vluchtelingen zijn ze in dit gebouw daar gaan wonen. ‘Ik ga met mijn vader kijken hoe het in Mosul is. Wij kunnen met iemand meerijden.’ Adel propt een trui in zijn bagage. ‘We kijken wat we nodig hebben om de boel op te knappen. En dan komen we terug om plannen te maken,’ vertelt hij verder. Rasil denkt aan Mosul. ‘Ik wou dat ik kon kijken bij ons huis. Maar mijn vader zegt dat het voor christenen nog veel te gevaarlijk is,’ zegt hij. ‘Zal ik bij jullie huis kijken?’ vraagt Adel. ‘We komen er toch langs.’ Rasil knikt. Dat is een goed plan. ‘Kijk hoe het met de dieren gaat,’ zegt hij. ‘En neem een spel mee van mijn slaapkamer. Dan kunnen wij dat hier spelen.’ ‘Dat doe ik,’ belooft Adel.
Langzaam loopt Rasil weer naar de plek waar hij met zijn familie woont. ‘Papa!’ roept Rasil. Zijn vader hoort hem niet, hij is aan het bellen. ‘Wat fijn dat dat kan,’ zegt zijn vader. ‘Het wordt echt tijd dat we deze plek verlaten.’ Wie zou papa aan de telefoon hebben? Papa praat alweer verder. ‘Kapot? Wij zullen helpen met repareren. Dat is geen probleem.’ Stil luistert Rasil. ‘We pakken vandaag alles in,’ zegt zijn vader. ‘Tot morgen.’ Papa stopt de telefoon weer in zijn broekzak. ‘Gaan we terug?’ roept Rasil blij. Papa kijkt verschrikt. ‘Ik wist niet dat je achter mij stond,’ mompelt hij. ‘Kom, laten we even bij oma en mama gaan zitten.’ ‘Terug naar Mosul! Eindelijk,’ zegt Rasil als hij op de bank zit. Papa schudt zijn hoofd. ‘We gaan niet terug naar Mosul,’ fluistert hij. ‘Niet terug?’ roept Rasil uit. ‘Maar u zei net dat we hier weggaan.’ Papa wrijft over zijn baard. ‘Wij gaan naar de broer van mama. Naar oom Rahim.’ Even is het helemaal stil. Dan springt Rasil op. ‘Dat wil ik niet. Ik wil terug naar ons eigen huis. Ik wil weer spelen in onze straat.’ Mama legt een hand op Rasils schouder. ‘Ik denk dat er weinig van ons huis over is. En spelen in de straat... Dat kan helemaal niet, het is niet veilig in Mosul.’ ‘Als alles kapot is, dan help ik met opknappen,’ zegt Rasil. Mama blijft haar hoofd schudden. ‘Tegen de tijd dat we daar klaar mee zijn, kan er zo weer oorlog uitbreken. Naar oom Rahim gaan, is beter.’
Dat vindt Rasil niet. Het dorp waar oom Rahim woont, is klein. Hij heeft daar geen vrienden. ‘Ik ga mij daar net zo vervelen als hier in het kamp.’ Vader pakt zijn mobiel en laat wat foto's zien die oom heeft gestuurd. ‘Er is daar genoeg te doen,’ zegt papa. ‘Moet je zien, alles is kapot. Wij gaan oom Rahim helpen. Zo kunnen we hem laten zien dat we blij zijn dat wij bij hem mogen wonen.’ Rasil is niet blij. Hij is boos. Hij wil maar één ding: terug naar Mosul. Hoe weet papa eigenlijk zo zeker dat thuis alles kapot is. Misschien staat hun huis er nog wel. Mama begint met inpakken. Oma neuriet een psalm. Rasil wil het niet horen. Vlug loopt hij weg. Hij wacht op Adel. Als hij vertelt dat hun huis er nog staat, veranderen papa en mama misschien nog wel van gedachten.
Het is al donker. Rasil hoort wat. Zou dat Adel met zijn vader zijn? Rasil tuurt in de verte. Ja, daar zijn ze. Hij springt op en rent naar ze toe. Waarom heeft Adel gehuild? ‘Hoe was het?’ vraagt Rasil. Adel en zijn vader geven geen antwoord. Zwijgend pakken ze hun telefoon. ‘Wil je het echt weten?’ zegt Adel eindelijk. Zijn stem klinkt schor. Rasil knikt. Hij kijkt naar foto. ‘Waar is dit?’ vraagt hij. Het is heel lang stil. ‘Dit is jullie huis,’ fluistert Adel. Rasil kijkt naar de hoop stenen. Hij kan niet geloven dat dit hun huis is. ‘En jullie huis?’, vraagt hij dan. ‘Ook kapot. Wij weten niet of we nog wel teruggaan,’ antwoordt de vader van Adel. Zwijgend lopen ze verder. ‘Wij gaan nooit meer terug,’ vertelt Rasil. Zijn stem trilt. ‘Wij gaan bij mijn oom wonen.’
Langzaam stopt Rasil spullen in zijn tas. Morgen zullen ze vertrekken. Hij ziet ertegenop om bij oom Rahim te wonen. Hij vindt het moeilijk dat hij niet naar Mosul teruggaat. Hij kijkt naar buiten, naar de bergen en denkt aan de tekst die hij zo vaak heeft opgezegd. ‘Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft.’ De woorden troosten hem, want hij weet: hoe moeilijk dit ook is, hij hoeft niet alleen te gaan. Er is een God Die mee gaat. En van Wie hij alles mag verwachten. Mijn hulp is van de HEERE.
Verhaal: Willemijn de Weerd
Dit verhaal verscheen eerder op de HVC Maatjes pagina in Hulp Magazine.
Vond je dit leuk? Klik hier om meer te lezen >
Vond je dit leuk?
Op de kidspagina vind je veel meer verhalen, spelletjes en kleurplaten! Neem snel een kijkje!